Ruimtedruk in de stad biedt kansen
Geen misverstand, ook haar inzet is dat roeien groot kan blijven in Utrecht. ‘Maar de schaarse ruimte op het water is er ook voor andere doeleinden. We weten dat we niet alles kunnen krijgen. Dat lukt gewoon niet. Wat is reëel? Wat kan? De roeiers hebben nu een mooie casus met het toproeien bij Vianen en op de lange termijn in polder Rijnenburg en de recreanten op het Merwedekanaal.
Liefst zonder rondvaartboten op het kanaal, zwemmers bij de Veilinghaven en aanpassing van het fietspad. Met een beetje passen en meten heb je dan mooi sportwater. En dat is wel haalbaar. Is het genoeg? Ik ben daarin misschien wat te pragmatisch, maar dit is wat we als stad hebben. Hier moeten we het mee doen.
En dat is krap.’Joscha de Vries trad op 1 oktober 2020 aan als directeur-bestuurder bij SportUtrecht, zo’n beetje op hetzelfde moment dat Nederland opnieuw in lockdown ging. Niet ideaal. Kennis maken met ‘de’ sport, proeven waar de energie zit dan wel het chagrijn; dat ging niet. Het was wat het was, ze deed het er mee.
Zoals de pandemie en lockdown ook een voordeel bood. ‘Sport en bewegen heeft nog nooit zo nadrukkelijk op de agenda gestaan als nu. Veel dingen die in de stad niet goed gaan, zijn juist in de afgelopen periode zichtbaar geworden. En ik ben sowieso iemand die in kansen denkt. Ik ben nieuw in de Utrechtse sport, maar heb hier wel een groot netwerk. Vooral in het sociale domein, waar sport steeds meer als belangrijk wordt gezien. Ik kan daar vanuit SportUtrecht verbanden leggen.’
-Dat belang werd toch al onderkend?‘
Ja, maar het is nu op tafels terecht gekomen waar het eerder niet werd besproken. Op hoger niveau. Daarin is iets veranderd en daar heeft corona zeker aan bijgedragen. Ik hoor ook andere geluiden dan een jaar geleden. Los van de vraag hoe de pandemie de komende tijd verloopt, de vanzelfsprekendheid om sportparken en -hallen dicht te gooien bij een nieuwe toename van besmettingen is veel minder groot. Veel experts zeggen nu dat dat niet zo’n goed idee was. Het leidt tot allerlei andere gezondheidsklachten.’
-Ronald Hennekes leidde de fusie tussen Harten voor Sport en de VSU tot SportUtrecht. De volgende stap was, zei hij bij zijn afscheid, voor zijn opvolger: ‘scherper koersen en keuzes maken’.‘
Meer focus, meer positie innemen. Meer agenderend. Dat was ook de uitkomst van het rapport ‘Pas op de plaats’ dat vorig jaar in opdracht van de Raad van Toezicht is geschreven. Na afronding van de fusie was de tijd gekomen om de meerwaarde uit die fusie te halen, met de focus op de maatschappelijke opgave. Mijn opdracht is om te komen tot een heldere agenda voor de komende jaren. Waar zijn we voor, wat willen we bereiken? En wat betekent dat voor onze activiteiten? Waar zijn we proactief, wat laten we op ons afkomen? We hadden de neiging om alles dat bij ons terecht kwam op te pakken.’
-Waar SportUtrecht zeker vroeg bij moet zijn is de Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040, die ingrijpende plannen voor de stad met 100.000 inwoners extra binnen de bestaande stad. Met meer sport en bewegen dicht bij huis, terwijl de ruimte juist beperkter wordt?‘
Ook daar zie ik kansen. Natuurlijk, dat is een enorme uitdaging. Er is te weinig grond voor wat je als sport zou willen.’
‘Met een beetje passen en meten heb je mooi sportwater, maar het is krap’
-Is ‘uitdaging’ geen verhullend taalgebruik voor ‘dat gaat niet lukken’?‘
Als je door wil gaan met het intekenen van sportvelden zoals we dat nu doen, dan gaat dat inderdaad niet lukken. Nu al niet, laat staan met 100.000 mensen erbij én alle andere voorzieningen. Kansloos. Maar ook de sport moet zich ontwikkelen. In het dichtbevolkte Hongkong of New York wordt ook volop gesport. Kijk je naar de Olympische Spelen en de nieuwe sporten, zegt dat iets over de behoefte van de jeugd. Over wat zij als sport ervaren.’‘Grappig genoeg vragen de urban sports minder ruimte. Padel bijvoorbeeld, het kleinere tennis dat nu al populairder is dan het gewone. Dat zijn interessante ontwikkelingen waar we vanuit de ruimtelijke inrichting in Utrecht nog te weinig mee doen. Ik ben met Henno Oldenbeuving, de vader van Skatekeet, door de stad gefietst met de vraag waarom sommige skateplekken nu zo aantrekkelijk zijn?
En wanneer zijn parken geschikt voor bmx en andere urbansports? Kunnen we ook ouderen verleiden de stoute schoenen eens aan te trekken?’‘Ik ben erg voor openbare ruimte die tot bewegen verleidt. Zeker in de verdichtende stad. Stuitergras, ken je dat? Grappige dingen, die zoek ik. Je hebt die reclames met de Fun Theory, waarin mensen de roltrap links laten liggen en kiezen voor de trap die is gemaakt als een piano. Met elke trede een klank. Goed, dat leidt niet meteen tot meer sportende en bewegende mensen, maar in die film zit ik. Dat wil niet zeggen dat die extra sportvelden er niet moeten komen, want het Mulier Instituut heeft berekend dat we zeker op termijn, moeten groeien in capaciteit. Het gaat om én én. Die sportvelden en kijken naar de inrichting van de openbare ruimte die past bij de inwoners van nu én die van 2040.
’-Dus die ruimtedruk…‘
…biedt kansen. In die zin zie ik ook de groeiende stad als kans om sport meer onderdeel te laten zijn van het dagelijks leven van alle Utrechters. Niet alleen op die vaste uren bij de club, maar in hun directe leefomgeving. Door zaken te combineren.’
-Het behartigen van de belangen van de verenigingen is niet voor niets een van de vijf kerntaken van SportUtrecht. Misschien wat scherp gesteld, maar is dat niet wat ondergeschoven geraakt?‘
Het is moeilijk voor mij om dat te beoordelen. Mijn beeld is dat belangenbehartiging groot was binnen de VSU en dat het nog steeds een belangrijke meerwaarde van SportUtrecht is. We willen onze positie wel slim en krachtig kiezen. Dat betekent dat we niet het belang van individuele sporten en verenigingen verdedigen - dat moeten die clubs en sporten zelf doen – maar dat we ze wel helpen door een krachtige positie in te nemen op thema’s die van belang zijn voor de Utrechtse sport. Dat vraagt van ons als SportUtrecht dat we met creatieve oplossingen en voorstellen komen. Het heeft geen zin om heel hard roepen dat er bijvoorbeeld sportvelden bij moeten komen als die ruimte er gewoon niet is. We moeten creatiever zijn. De oplossing ligt ook niet per se binnen de hekken van het sportpark.’
‘Mijn opdracht is om te komen tot een heldere agenda voor de komende jaren’
-Hoe staan de clubs ervoor na anderhalf jaar corona en alle beperkingen en inkomstenderving?‘
Interessant is dat weinig clubs gebruik hebben gemaakt van de financiële compensatie die de overheid biedt. Hoeveel leden er zijn afgehaakt, met alle gevolgen voor de exploitatie, moet nu zo’n beetje duidelijk worden. De echt grote clubs en de kleinste hebben veel last, maar alles wat er tussen zit komt er tot nog toe eigenlijk beter dan verwacht doorheen. Wel hebben we te maken met clubs die veel leden zijn kwijtgeraakt. Die clubs weten straks, als de competitie weer begint, niet hoe ze de vaste lasten moeten opbrengen. Ook zijn er clubs die veel vrijwilligers kwijt zijn. Er moet iets van ondersteuning komen voor de periode dat die clubs bezig zijn hun oude leden terug te halen.’‘Op de korte termijn is het zorgelijk, op de lange termijn komt de sport er wel weer bovenop. De groep die van oudsher gewend was te sporten komt wel terug. Zorgelijk zijn vooral de afhakers voor wie sporten niet zo vanzelfsprekend was.’
-En jonge talenten hebben stilgestaan in hun ontwikkeling?
‘Die zijn er vast, met al het persoonlijk leed. Tegelijk hebben we in gesprek met de gemeente gezegd dat we álle kinderen van Utrecht nu als talent moeten aanmerken. We beginnen nu in Leidsche Rijn met een programma op basisscholen met een test waaruit de motorische voorkeur bij die kinderen ligt. Waar ze – zeg maar - handig in zijn én wat ze leuk vinden. Dan is de kans dat ze blijven sporten het grootst. Ook daarvoor is nu meer politieke aandacht als gevolg van corona.’
-Aandacht voor sportstimulering in Overvecht is er al jaren. Waarom lukt het toch niet om daar meer mensen aan het sporten te krijgen?
‘Ik weet het niet. Wisten we het wel, konden we het oplossen. Ik wil in elke geval inzetten op beter weten wat de werkelijke behoefte is. We denken nog te veel vanuit traditionele, Nederlandse sporten. En dat we te laat zijn, want er zijn cultuurkenmerken die maken dat kinderen van acht à tien jaar al niet meer beginnen. We moeten ze al op jongere leeftijd benaderen. Zo zijn er veel redenen. Wat we ons moeten aantrekken is dat er veel losse initiatieven zijn. Iedereen komt daar met de beste ambities, vertrekt weer en dan komt de volgende. Het vraagt om meer samenwerking met andere organisaties in de wijken is. Meer dan we al doen.’
-Wat zou je over pakweg twee jaar bereikt willen hebben?
‘Juist dat. Dat we mensen aan het sporten of bewegen krijgen die nu nog niet weten hoe fijn dat is. Dat is een belangrijk doel voor me. Ik geloof, vanuit mijn eigen passie, dat je van sport ook gelukkiger wordt. Bewegen, buiten zijn, met elkaar bezig zijn. Dat gun ik iedereen. Hoe we dat gaan doen? Door dichter bij ze te komen. De neiging dat ik bedenk wat goed voor ze is werkt natuurlijk niet. We moeten naar de Utrechters toe die we nog niet hebben bereikt en in gesprek gaan over wat zij willen doen.’