Aanlopen, afzetten, doorzwaaien, klimmen en uitspringen

De ideale afstand is vooraf door middel van training bepaald. De springers zorgen er voor dat ze zo veel mogelijk snelheid opbouwen richting het einde van de schans.Het einde van de aanloop wordt gevolgd door een afzet. Een goede afzet zorgt ervoor dat er in een stijgende hoek naar de polsstok ‘gevlogen’ kan worden. Dit luistert heel nauw, want als de voet te ver naar voren geplaatst wordt, verliest de springer snelheid en als de voet te veel naar de zijkant van het lichaam wordt geplaatst, is er juist sprake van veel ongewenste zijwaartse snelheid en dan kan er niet recht naar de stok toegesprongen worden, met een mogelijke missprong tot gevolg.In tegenstelling tot polsstokhoogspringers dragen de polsstokverspringers hun stok niet in de hand bij de aanloop. Deze is voor hen al in het water gelegd. Voor de jeugd en beginnende springers hangt de stok tegen de schans aan, voor de geoefende springer wordt deze verder in het water geplaatst. De beste Hollandse springers hebben de stok momenteel al zo’n 1,90 meter van de schans af in het water staan. Dat betekent dat zij dus een krachtige sprong moeten maken om die afstand richting de stok te overbruggen. Dode puntNa de aanloop zet de springer met een been af en strekt beide armen vooruit naar de polsstok. Het lichaam moet dan zo dicht mogelijk bij de polsstok zijn. Wanneer de de polsstok met twee handen beet gepakt is, volgt direct een snelle optrek met doorzwaai. Bij de doorzwaai zwaaien de benen langs de stok en deze moeten snel hoog opgetrokken worden. Deze hoge optrek is nodig om een grote eerste slag te kunnen maken en zo de polsstok even stil te trekken.Belangrijk is dat de polsstok vervolgens over het dode punt gaat want anders eindigt de springer in het water. Het dode punt is wanneer de polsstok zijn hoogste punt bereikt. Bevorderlijk voor een verre sprong is dat de polsstok langzaam over het dode punt gaat. De springer heeft dan namelijk genoeg tijd om naar boven te klimmen, zodat hij een grotere afstand kan overbruggen alvorens in het zand te landen.Bijna alle springers maken tegenwoordig gebruik van een carbon stok die een stuk langer is dan zijn voorganger, de aluminium stok. De lengte van de stok maakt dat de springers behendig moeten zijn in klimmen en daar wordt veel op getraind. Bij het gebruik van de aluminium stok was de techniek bij de uitsprong veel belangrijker, omdat iedereen de maximale hoogte eenvoudiger kon bereiken; daar kon men zich niet op onderscheiden. Dat geldt voor de carbonstok dus niet. Gedurende de zwaai naar de overkant proberen de springers zo hoog mogelijk in de stok te komen.Eenmaal boven het zandbed, al dan niet in de top, moet er een uitsprong gemaakt worden. Bij de uitsprong probeert de springer nog wat extra centimeters te winnen. Dit kan door de benen zo ver mogelijk naar voren te strekken.Het laatste onderdeel van de topsprong is de landing. Het achterste lichaamsdeel dat het zand raakt wordt gemeten, dat bepaalt de uiteindelijke afstand.[video width="1920" height="1080" mp4="http://utrechtsesportkrant.nl/wp-content/uploads/2018/05/Polsstokversprong-Linschoten-2018-1.mp4"][/video] Kortom, voor polsstokverspringen moet je over verschillende vaardigheden beschikken: goed sprinten richting de polsstok, goed klimmen om zo hoog mogelijk in de stok te komen en je gewicht zó goed kunnen verdelen, dat je zo ver mogelijk naar voren zwiept voor de afsprong. Gaat er iets niet goed, dan is de kans groot dat je met een plons in het water belandt. Het weerBij polsstokverspringen draait het niet alleen om een goede techniek. Natuurlijk is die van belang, maar een springer is ook afhankelijk van omstandigheden die buiten hem- of haarzelf liggen. Met name de weersomstandigheden kunnen een nieuw record in de weg staan. Volgens Nederlands kampioen en drievoudig ‘Hollands kampioen’ Rian Baas (24) hebben de springers het liefst ‘een droge, windstille dag met temperaturen van minimaal 10 graden.’Een springer kan geen goede prestaties neerzetten in de regen omdat de stok dan te nat is om goed in te klimmen. Een tegenwind kan ook roet in het eten gooien en koude maakt dat de springers liever thuis blijven. Het is niet prettig om met lage temperaturen in en uit het water te moeten klimmen.Echter ook midden in de zomer kan het afzien zijn. Baas herinnert zich een tweekamp tussen Friesland en Holland waarbij de temperaturen midden op de dag rond de 38 graden lagen: ‘Dat was ook geen pretje.’ De stokTot rond 1975 werd in wedstrijden met een houten polsstok van maximaal 10 meter gesprongen. Omdat er nogal wat nadelen aan de materiaalsoort kleefde zoals het gewicht, de splintervorming en het feit dat de stok nogal eens brak bij een sprong werd de houten stok vervangen door aluminium polsstokken. Tevens werden zogenaamde topjes geïntroduceerd waarmee aluminium stokken verlengd konden worden. De maximale lengte van deze stokken was 12,50 meter.De aluminium stokken hadden het nadeel dat ze net zo zwaar als de houten waren en bovendien niet stabiel tijdens een sprong. De springers klaagden over ‘zwiepende stokken’ en zochten naar beter materiaal.In 2006 werd overgestapt naar polsstokken van het lichtere en stuggere materiaal carbon. Deze stokken kennen een maximale lengte van 13,25 meter en worden anno 2018 voor alle wedstrijden gebruikt. De stokken kosten per stuk circa € 2.000, maar om te voorkomen dat springers ze om die reden niet zouden gebruiken en de sport in ontwikkeling zou blijven stilstaan, heeft de Hollandse Bond er zelf vijftien aangeschaft die ter beschikking van de springers staan. De schoenMet de komst van de carbon stok stapte de springers af van hun standaard schoeisel, omdat de spikes onder die schoenen krassen in het materiaal veroorzaakten en de dure stokken beschadigden. Nadat de maximale afstand bereikt leek met de carbon stok, gingen enkele springers toch weer over op hun vertrouwde spike-schoen zodat sneller omhoog geklommen kan worden.Ter bescherming en voor een goede grip van de achterste voet bij het klimmen knippen de springers een fietsbinnenband in de lengte open en wikkelen deze om hun voet of schoen. Voor extra grip wordt vloeibaar hars op de handen en de fietsband gespoten.   

Vorige
Vorige

‘Visueel gehandicapten beschikken over prima sportmentaliteit’

Volgende
Volgende

Maartensdijkse Acht vertrouwde koers op de wielerkalender